Uit huis gaan: voor de één een avontuur, voor de ander een spannende sprong in het diepe

Op een bepaald moment in het leven verlaat vrijwel iedereen het ouderlijk huis. De redenen hiervoor kunnen sterk uiteenlopen: het volgen van een studie, gezondheidssituaties, samenwonen met een partner of simpelweg de behoefte aan een nieuwe ervaring.

Het idee van uit huis gaan vind ik persoonlijk best spannend. Het besef dat ik straks alles zelf moet regelen, zonder mijn ouders, broers, zussen en de gezelligheid van thuis om me heen, voelt vreemd. Na zoveel jaren in een vertrouwde omgeving te hebben gewoond, voelt thuis voor mij echt als één plek: bij mijn familie. Ik denk dat veel jongeren dit gevoel herkennen. Juist daarom is het soms lastig om de stap naar zelfstandigheid te zetten.

Toch is mijn mening niet vanzelfsprekend. In de jaren vijftig en zestig was het namelijk heel normaal dat kinderen op jonge leeftijd het huis verlieten (Boer, 2018). Sommigen gingen naar een kostschool of internaat, anderen werden vanwege moeilijke thuissituaties al vroeg uit huis geplaatst. In de loop der jaren is de norm echter verschoven. Tegenwoordig ligt de gemiddelde leeftijd waarop jongeren in Nederland uit huis gaan op 23,7 jaar (CBS). Deze leeftijd verschilt sterk per cultuur. In Zuid-Europese landen is het bijvoorbeeld heel gebruikelijk dat jongeren veel langer bij hun ouders blijven wonen. Hoewel uit huis gaan vaak wordt gezien als een logische stap richting zelfstandigheid, brengt het ook veel verantwoordelijkheden met zich mee. Jongeren kunnen stress en frustratie ervaren, zeker wanneer zij het gevoel hebben niet aan de ‘norm’ (vanaf je 18e uit huis) te voldoen.

Er heerst in onze maatschappij vaak het idee dat je op je achttiende, of wanneer je gaat studeren, automatisch het huis uit zou moeten gaan. Veel jongeren nemen dat beeld over en voelen zich bezwaard als het hen niet lukt om op dat moment uit huis te gaan – bijvoorbeeld vanwege het huidige woningtekort (NJI).

Een interessante theorie die helpt om dit proces beter te begrijpen, is de zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (2012). Volgens deze theorie zijn er drie psychologische basisbehoeften die centraal staan in menselijke ontwikkeling: autonomie, verbondenheid en competentie. Autonomie verwijst naar het gevoel zelf keuzes te kunnen maken; verbondenheid naar het gevoel ergens bij te horen; en competentie naar het vertrouwen dat je hebt in je eigen vaardigheden. Uit huis gaan kan bijdragen aan het vervullen van deze behoeften. Door zelfstandig te wonen, ontwikkelen jongeren hun autonomie en competentie, wat bijdraagt aan hun persoonlijke groei.

Uit huis gaan is dus eerder een stap die bijdraagt aan de ontwikkeling, dan een keuze die jongeren zomaar maken. Door het proces van uit huis gaan te bekijken vanuit een persoonlijk, maatschappelijk en psychologisch perspectief, kunnen we beter begrijpen waarom uit huis gaan zo’n grote stap is.